21 mei 2023
Jo. 17:1-11a
In dit stukje evangelie ontmoeten we Jezus op een belangrijk kruispunt in zijn leven. Hij weet dat zijn levenseinde nabij is. Hij heeft er reeds eerder over gesproken met zijn apostelen. Ik kan me de intensiteit van een dergelijk gesprek voorstellen. Het is geen alledaags gesprek over “koetjes en kalfjes”. Het is een gesprek dat een mens raakt in hart en ziel, zowel voor wie spreekt als voor wie luistert. Een gesprek dat je alleen kan voeren met mensen die je nabij zijn. Jezus beseft dat zijn
zelfgave nu naar een hoogtepunt gaat. Het beroert Hem in heel zijn wezen. Met dit voor ogen richt Hij zich als een kind tot zijn Vader, met in zich zijn diep verlangen naar verheerlijking, het terug thuiskomen bij zijn Vader, want alleen zo, kan ook de Vader verheerlijkt worden. Dat is zijn diepe verlangen.
Hij drukt zijn dankbaarheid uit voor de zending die Hem is toevertrouwd: het eeuwig leven schenken aan allen die Hem door zijn Vader gegeven zijn. Jezus verlangt er intens naar dat zij zijn Vader kennen, dat ze Hem kennen.
Jezus’ gebed is vrijpostig, doordat Hij in zijn gebed duidelijk aangeeft, dat Hij de taak die Hem werd opgedragen vervuld heeft. NU … verlangt Hij naar de verheerlijking. Hij vraagt er uitdrukkelijk naar en verwijst daarmee naar de heerlijkheid die Hij genoot ‘voordat de wereld bestond’.
Dat wij zo mogen binnenkijken in Jezus’ hart, zijn relatie met de Vader en al wat hij Hem te zeggen heeft is een gave aan ons.
Laat ons er maar even bij stil staan en verblijven in het hart van Jezus’ gebed.
Hoe is mijn gebed? Hoe bid tot de Vader? Durf ik mijn meest intieme verlangen uitspreken aan Hem?
Jezus bid ook voor zijn leerlingen en voor allen aan wie Hij Gods naam heeft geopenbaard. Hij weet dat wat Hij hen geleerd heeft kostbaar en heel kwetsbaar is, maar het draagt in zich tegelijkertijd een oproep tot actie, tot daden. In hen is het besef gegroeid dat al wat Jezus hen gegeven heeft ‘van God komt’.
Is er in mij een besef van al wat ik van God gekregen heb?
Omdat Jezus weet heeft van de kwetsbaarheid van hun geloof in God en hun geloof dat Jezus van God is uitgegaan, bidt Hij voor hen, omdat zij God toebehoren. Hij verlangt dat ieder die in Hem gelooft en in de relatie die Hij heeft met zijn Vader, mee mogen genieten van de rijkdom van die relatie. Hij verlangt ons te laten delen in die relatie die we tot de onze maken.
Het is nu aan ons om God kenbaar te maken in de wereld waarin wij leven, vanuit onze verbondenheid met de Vader, de Zoon en de Geest.
Als we naar onze wereld kijken met al zijn gebrokenheid en luisteren met al onze zintuigen, is het God die tot ons schreeuwt doorheen mensen, en ons roept en oproept om onze handen uit de mouwen te steken. Zo maken we God kenbaar, doorheen ons zijn, ons handelen, ons spreken, ons mededogen …
Gods’ roep mag ons niet loslaten.
Is mijn hart klaar om op weg te gaan? Ontdek medestanders en durf samen op weg gaan !
Jo. 17:1-11a
Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar den hemel, en zeide: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke.Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve.
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen;
En nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.Ik heb Uw Naam geopenbaard den mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren Uw, en Gij hebt Mij dezelve gegeven; en zij hebben Uw woord bewaard.
Nu hebben zij bekend, dat alles, wat Gij Mij gegeven hebt, van U is.Want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze ontvangen, en zij hebben waarlijk bekend, dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt.
Ik bid voor hen; Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uw
En al het Mijne is Uw, en het Uwe is Mijn; en Ik ben in hen verheerlijkt.En Ik ben niet meer in de wereld, maar deze zijn in de wereld, en Ik kome tot U, Heilige Vader, bewaar ze in Uw Naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij een zijn, gelijk als Wij.