Derde zondag na Pasen Liturgisch jaar B
– Zuster Nina Vandamme, SNDdeN
18 April, 2021
Bezinning bij Lc. 24:35-48
Dit evangelie volgt op wat twee leerlingen beleefden in het Emmaüsverhaal. Ze ontmoeten een man, Jezus, die vol belangstelling en meeleven met hen mee stapt en naar hun verhaal luistert. Maar wie kent dit verhaal beter dan Jezus zelf? En toch komt Hij niet tussen, hij luistert ten einde toe tot het moment dat Hij iets kan verduidelijken vanuit de Schriften. Het hoogtepunt van de ontmoeting vind plaats op het moment dat Hij met hen het brood breekt. Een grote vreugde maakt zich van hen meester en ze gaan op weg!
De nood om te vertellen wat ze beleven duikt hier terug op. Ze zoeken tochtgenoten en vertellen honderduit. Als je het geluk hebt in je leven mensen te ontmoeten die naar je luisteren den diepste toe, dan weet je welke vreugde dit in je hart kan ontketenen en dan ga je op weg , want je wil je vreugde delen. Vreugde kan je niet voor jezelf houden, ze breekt naar buiten en moet gedeeld te worden.
Roept dit niet elke christen op om aandachtig te luisteren naar het levensverhaal van medemensen? Doen we dit echt ten diepste? Beseffen we dat dit genezend werkt voor mensen die uit hun lood geslagen zijn, die het noorden kwijt zijn omwille van hun ervaringen, niet meer weten van welk hout pijlen maken? En terwijl we luisteren kunnen spoken ons zicht vertroebelen, tot van binnen uit onze geest verlicht wordt.
In het evangelieverhaal is het Jezus zelf die onverwacht opdaagt en “Vrede” toewenst, woorden van bemoediging spreekt en vraagt aan de leerlingen naar het “waarom” van hun twijfel. Jezus geeft kans om er woorden aan te geven, hoe stuntelig ook. Tegelijkertijd komt Hij de twijfelende mens tegemoet in alle eenvoud. “Kijk … naar mijn handen en voeten: Ik ben het zelf. Betast Mij en kijkt: een geest heeft geen vlees en beenderen zoals ge ziet dat Ik heb”. De spookverhalen worden ontmaskert en teruggebracht tot hun ware proportie en betekenis.
Herkennen we deze ontnuchtering, die eveneens onze energie doet ontwaken? Het is Jezus die door zijn vraag: “Hebt ge hier iets te eten?” zijn leerlingen helpt om op weg te gaan. Ze komen in actie en reiken hem geroosterde vis aan die Hij voor hun ogen opeet. Ze zien de realiteit onder ogen. Jezus die ten diepste naar mensen luistert stelt hen in staat, de draad weer op te nemen en met toewijding de dagelijkse kleine opdrachten van het leven op te nemen.
Na het eten is het voor Jezus het uitgelezen moment om naar de Schrift te grijpen en te verduidelijken. Voor een tweede maal verwijst Jezus naar de vervulling van de Schriften met Mozes, de profeten en de psalmen. Hij maakt hun geest toegankelijk door zijn “Zijn”. Hij is het Woord van de Vader, Hij verkondigt.
Kan ik, kan jij, kunnen wij door ons “zijn”, door gebaren in het dagelijks leven, geesten toegankelijk maken voor Hem? Zodat lijden, sterven, verrijzenis, verkondiging, bekering en vergeving in zijn Naam, zin en betekenis krijgen? De Schrift kan ons hierbij helpen! Hoe vullen we zelf deze begrippen in na jaren omgaan met de Schrift en ons gelovig antwoord daarop? Hoe krijgen ze vorm voor ieder van ons?
Vanuit de plek waar we staan moeten we getuigen. Wat er ook gebeurt in het leven, wat ons ook overkomt of wat ons deel wordt; de oproep tot getuigen blijft klinken!
Bezinning bij Lc. 24:35-48
En zij vertelden, hetgeen op den weg geschied was, en hoe Hij hun bekend was geworden in het breken des broods. En als zij van deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in het midden van hen, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden! En zij verschrikt en zeer bevreesd geworden zijnde, meenden, dat zij een geest zagen.
En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom klimmen zulke overleggingen in uw harten? Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf; tast Mij aan, en ziet; want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet, dat Ik heb. En als Hij dit zeide, toonde Hij hun de handen en de voeten. En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden, en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets om te eten?
En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honigraten. En Hij nam het, en at het voor hun ogen. En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, als Ik nog met u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is inde Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen. Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden.
En zeide tot hen: Alzo is er geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten derden dage. En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volken, beginnende van Jeruzalem. En gij zijt getuigen van deze dingen.